Leesfragment

1 Reactie

[…]

“Lodewijk van Loosduyne?” De man van het Ministerie van Defensie keek hem vriendelijk aan van onder zijn bijna-zwarte wenkbrauwen. Lodewijk schatte hem op een jaar of vijfenveertig-vijftig, en met zijn donkere haar en slanke postuur maakte hij een fitte indruk. Hij kwam overeind en schudde zijn uitgestoken hand. “Talisman. Loopt u met mij mee.” Zijn stem klonk anders dan aan de telefoon, niet blikkerig.

Ze liepen een gang in naar achteren en gingen via een trap een verdieping lager. Voor een stalen deur hielden ze halt. Met zijn hand boven een cijferpaneel drukte Talisman op een paar toetsen en een klikkend geluid gaf aan dat het systeem reageerde. Met een korte knik gebaarde Talisman dat Lodewijk hem moest volgen. De gang was hier een stuk koeler. Een meter of tien verder kwamen ze bij een kleine spreekkamer waar een man zat te wachten aan een tafel met vier stoelen. Hij was een jaar of zestig en had een map met papieren voor zich liggen. Op een paar plukken wit haar boven zijn oren na, was hij kaal. Een bril met zwart montuur leunde op zijn plompe neus. Hij stond op en stelde zich voor als Hamstra, terwijl hij Lodewijk met zijn donkere kraalogen peilend opnam.

De spreekkamer had geen raam en werd verlicht door een dubbele TL-buis die een blauwachtig licht uitstraalde. De muren waren wit geverfd. Aan een van de muren was een whiteboard bevestigd en aan de muur ertegenover hing een grote wereldkaart. Talisman nam plaats naast Hamstra. Hij pakte de kan en drie kopjes, met het logo van de Nederlandse leeuw erop afgebeeld, van het dienblad op het midden van de tafel. “Ik neem aan dat u wel koffie lust na zo’n lange reis.”

“Ja, lekker. Met suiker en melk alstublieft.”

Talisman schonk een kopje vol en schoof het naar Lodewijk. “Voor de rest is het hier zelfbediening.” Hij knikte naar het bakje met lepeltjes, zakjes suiker en melkpoeder.

“Talisman heeft u beloofd achtergronden te geven over uw broer. Ik was Oliviers leidinggevende, vandaar dat ik bij dit gesprek aanwezig ben.”

Weer dat ‘was’. Lodewijk strengelde zijn vingers ineen.

“Ik weet niet wat u van uw broers activiteiten weet, maar ik neem aan niet veel. Mijn eenheid is een onderdeel van de Binnenlandse Veiligheidsdienst en verantwoordelijk voor het verzamelen en analyseren van informatie.”

“U bedoelt een geheime dienst?”

Hamstra maakte een wegwerpgebaar en glimlachte. “Ach, dat is zo’n theatrale term geworden. Wij houden het liever bij een inlichtingendienst.”

“Ik snap het. Gaat u door.”

“Olivier was wat wij noemen een veldofficier. Hij verzamelde informatie die van belang is voor het welzijn en de veiligheid van onze wereld. Onze veldofficieren hebben lang niet zo’n romantisch bestaan als de verhalen over James Bond het publiek doen geloven. Ze opereren veel meer in anonimiteit, waarbij geduldig afwachten de regel is en gevaarlijke acties de uitzondering zijn.”

Lodewijk nam een slokje van zijn koffie. “Maar, ik ben hier om te horen wat er met Olivier is gebeurd.” Hij keek beide heren beurtelings recht in de ogen.

Hamstra ging rechter zitten. “Uw broer deed onderzoek naar een criminele organisatie die mensen executeert. Jammer genoeg weten we er nog weinig van. Wel hebben we een sterk vermoeden.” Hij keek Lodewijk strak aan. “We denken dat uw broer onvoorzichtig is geweest en ontmaskerd is.”

Lodewijk hapte naar adem. “Waar is hij dan? Is hij dood? Heeft u zijn lichaam gevonden?”

“We hebben hem niet gevonden, nee,” zei Hamstra. “Helaas, zo simpel ligt dat niet.” Hij plantte zijn ellebogen op tafel en liet Lodewijk zijn handpalmen zien. “Ondanks alle inspanningen zijn de databases in de Europese landen nog niet gekoppeld. Dan zijn er procedures …” Hamstra rolde met zijn ogen.

Lodewijk onderdrukte zijn groeiende ergernis. “Zo-even zei u dat het beroep van veldofficier eigenlijk maar saai is. Nu wekt u de indruk dat mijn broer door zijn beroep met grote waarschijnlijkheid om het leven is gekomen. Dat lijkt me hiermee, zachtjes gezegd, duidelijk in tegenspraak.”

Hamstra vouwde zijn handen en liet zijn kin op zijn duimen rusten. “Ik zei dat het werk minder spannend is dan algemeen wordt aangenomen. Ik heb niet gezegd dat het beroep niet gevaarlijk zou zijn.” Hij keek bedrukt. “Overigens hóéft hij niet dood te zijn. We houden alleen ernstig rekening met die mógelijkheid.”

Lodewijk liet de woorden van Hamstra op zich inwerken en zuchtte. “Oké. Waar was Olivier dan precies mee bezig?”

“Daarover kunnen wij geen mededelingen doen.”

Lodewijk leunde naar achteren en deed zijn armen over elkaar. “Jullie laten me hiernaartoe komen in de waan dat mij alles wordt verteld over de verdwijning van Olivier, maar als puntje bij paaltje komt, geven jullie niet thuis!”

De donkere kraalogen keken hem onbewogen aan. “Luister, meneer Van Loosduyne. Wij dachten dat u het op prijs zou stellen als we rond de verdwijning van uw broer wat meer informatie zouden verstrekken, al begrijpen wij—”

“Wat schiet ik met dit alles op? U roept meer vragen op dan dat u antwoorden geeft. Ik ben zijn broer, potdorie!” Lodewijk wees naar het dossier op tafel. “U weet bliksemsgoed dat ik zijn enige directe bloedverwant ben. Dit is te belachelijk voor woorden.”

Hamstra wisselde een korte blik van verstandhouding met Talisman. “Dat snappen we wel, maar u begrijpt toch wel dat wij met gevoelige materie bezig zijn? Onze Eenheid opereert bij gratie van geheimhouding. Ik zeg dat niet omdat ik dat leuk vind, maar omdat dat bittere noodzaak is.”

“Noodzaak? Laat me niet lachen, man.”

“Natuurlijk is dat noodzaak,” zei Hamstra op de toon van een bankier die verdedigde waarom hij een hogere rente moest gaan berekenen. “Veel gegevens die wij vergaren blijken een nuance te bevatten die op het eerste gezicht verborgen is. Informatie vereist niet alleen de droge feiten, maar met name de context waarin de gegevens zich manifesteren. De kern van de zaak is verbanden leggen tussen de feiten.”

Lodewijk sloeg zijn armen over elkaar. “Dat kan ik nog wel enigszins vatten, maar daar hoeven jullie toch niet zo geheimzinnig over te doen?”

“Kom op, zeg. U bent veel te intelligent om zo’n naïeve opmerking te maken. Onze onderzoeken gaan over veiligheidsgevoelige zaken. Per definitie.”

“Dat zal allemaal wel. We hebben het nu over mijn broer. Bovendien heeft u mij uitgenodigd. Dan vind ik uw geheimzinnigheid ongerijmd.”

“Ho ’ns even,” zei Talisman. “Dit gesprek slaat een ongemakkelijke richting in. Wij zijn uw vijand niet, meneer Van Loosduyne. Kijk, op basis van de vergaarde informatie worden politieke beslissingen genomen. Worden acties ondernomen die carrières kunnen maken en breken. Wetten bedacht of gewijzigd. Dat vergt zorgvuldige controle van de feiten; het zal niet de eerste keer zijn dat feiten achteraf niet blijken te kloppen.”

“Oké, oké. U heeft uw punt gemaakt.”

“Nog veel belangrijker,” zei Talisman, “is een zorgvuldige analyse van de consequénties. Onze analisten kijken in het bijzonder naar de logica van de gepresenteerde gegevens en de samenhang ertussen. Ze verbinden informatie uit diverse bronnen. Dat is waar ons vak om draait. Al dat werk levert diverse scenario’s op, met eigenlijk niet meer dan een matrix van waarschijnlijkheden. Hoe meer gegevens passen in het scenario, des te waarschijnlijker is dat.”

“Laat ik het kanon omdraaien,” zei Lodewijk. “Wat kunt u mij wél vertellen over Oliviers laatste opdracht?”

Talisman draaide zich naar Hamstra.

“Tja,” zei Hamstra, terwijl hij met zijn inmiddels lege kopje speelde, “wat kan ik wel zeggen? Uw broer deed onderzoek naar verdachte sterfgevallen onder mensen met een hoge maatschappelijke positie. Veel zelfmoorden. Op basis van statistische analyse is het vermoeden gerezen dat er een verband tussen die gevallen bestaat.”

“Is dat niet gewoon werk voor de politie?”

“Deze zaak heeft politieke gevoeligheden. Bovendien heeft het er alle schijn van dat de rechtsorde van Europa als geheel in het geding is.”

Onder tafel balde Lodewijk zijn vuisten. Waarom draaien ze steeds om de pot heen? Ze moeten veel meer weten. “Met alle respect, meneer, maar er zijn toch internationale politie-organisaties? Interpol, wat hebben we allemaal niet?”

“Olivier werkte voor deze klus met Interpol samen. Meer kan ik daar niet over zeggen.”

Lodewijk slaakte een diepe zucht. “Daar heb ik ook geen fuck aan.”

“Nou, nou. Dat is geen taalgebruik dat past bij uw opvoeding. Noblesse oblige, of niet soms?”

De laatste woorden kwamen als een vuistslag in zijn maag aan en het bloed trok uit zijn gezicht weg. Hij hapte naar adem. Toen hij zich enigszins hervonden had, zei hij: “Wat weet ú daar nou van?”

[…]

[Uit Hoofdstuk 3]

Een gedachte over “Leesfragment”

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Social media & sharing icons powered by UltimatelySocial